Het gaat best goed met de bijen in stedelijk gebied, vermeldde Trouw in mei van dit jaar. Een opmerkelijk bericht, want over het algemeen holt de biodiversiteit in Nederland hard achteruit. In de stad voelen de beestjes zich dus kennelijk steeds meer thuis, wijst de bijentelling van 2021 uit. We spreken stadsimker Fulco, die met zijn volkeren van honingbijen een steentje, of zeg maar een bijtje, bijdraagt. Midden tussen de huizen, op het dak van zijn woning in Amsterdam-Oost, heeft hij 6 kasten staan waar de bijen je letterlijk om de oren vliegen.
Bijencursus in de Bijlmer
Terwijl we rondkijken op het dakterras van Fulco en de kasten, bloemen en planten observeren, vertelt hij hoe hij aan deze bijzondere hobby is gekomen: “Toen ik zo’n zes jaar geleden in de krant las over de bijensterfte, wilde ik er zelf wat aan doen. Ik ben YouTube filmpjes gaan bekijken en toen begonnen met een bijencursus. Hier vlakbij, in de Gein. Imkeren bleek hartstikke populair te zijn, ik heb twee jaar lang op een wachtlijst gestaan. Er vallen veel mensen af”, vertelt Fulco. “Mensen beginnen enthousiast, maar vinden het uiteindelijk moeilijker dan gedacht. Hebben geen plek of vinden het te veel gedoe. Er blijven vaak maar één of twee mensen over.”
De koningin, de werksters en het darrencafé
Fulco deelt enthousiast zijn kennis over de bijenpopulatie. Het blijkt dat je een volk kan opdelen in drie typen bijen: de koningin, de werksterbijen en de darren. De koningin is de moeder van het volk, een paar jaar gaat ze mee. Zo’n 95% van het volk bestaat uit werksterbijen, die meteen beginnen met schoonmaken van de kast en de koningin onderhouden als ze geboren worden. Het overige percentage bestaat uit de darren, de mannenbijen. Die vliegen uit de kast en wachten met elkaar tot een prinses, een toekomstige koningin, langskomt. “Imkers noemen het ook wel ‘het darrencafé’”, zegt Fulco. “Dan wordt het spannend, de dar die het snelst en hoogst kan vliegen komt bij de prinses. Alleen de sterkste darren kunnen haar bereiken. Dan paren ze, is er een nieuwe koningin en is het helaas het einde voor die dar. Bittersweet love”
De honingbij, de wilde bij en de zwarte bij
De bijen die Fulco zelf houdt is de honingbij: “Je hebt allerlei bijen, sommigen leven solitair, en sommigen in kleine groepjes. De honingbij leeft in grotere groepen samen.” In de krant lees je weleens dat de honingbij de wilde bij verdringt. Daar is Fulco het niet helemaal mee eens: “De honingbij vliegt efficiënt naar de grotere nectarbronnen als de kersenboom en de tamme kastanje, de linde of de braam. De wilde bij vliegt naar hele andere soorten, zoals de rozemarijn. Die hoeft alleen zichzelf te voeden. Ze kiezen dus andere planten uit. Als ik de kasten open heb zit er soms ook weleens een wilde bij of een hommel van de honing te snoepen.” In de toekomst wil Fulco zich focussen op de zwarte bij: “Dit is onze inheemse bij, die is eigenlijk verdrongen door exotische soorten. De zwarte bij had het imago wat prikkelig te zijn en minder honing te halen. Dat klopt niet. Ze passen ook beter bij ons regenachtige klimaat. Je ziet nu een hele opleving onder imkers om zwarte bijen te houden.”
Imkeren op het stadsdak
Op een dak kunnen de weersomstandigheden extremer zijn dan op de begane grond. We vragen ons af of het niet veel te nat, heet of winderig is voor de bijen: “Met harde wind moet ik spanbanden om de kasten heen zetten, zodat ze niet wegwaaien. Maar wij mensen en planten hebben meer last van de wind dan de bijen zelf. Alleen hun landingsroute kan wat lastiger zijn.” De bijen kunnen ook goed tegen de hitte vertelt Fulco, dan gaan ze lekker uitwaaieren op het dak van de kast. “En met regen blijven ze binnen, en kunnen ze zich soms gaan vervelen, omdat het lastiger is om voedsel te vinden.” We leren dat het volk zorgt voor de juiste temperatuur in de kast, door het nabootsen van een soort natuurlijke airconditioning. “Met hun vleugeltjes zorgen ze voor luchtcirculatie. Tijdens het broeden kan de temperatuur oplopen tot 38 graden, en in de winter kan dat dalen tot 12 graden.”
Verzorging op natuurlijke wijze
Fulco vertelt ons dat hij zoveel mogelijk op een natuurlijke, ofwel biodynamische wijze, probeert te imkeren: “We gebruiken geen medicijnen of bestrijdingsmiddelen als er ziektes zijn bijvoorbeeld. In het verleden is vanuit Azië een mijt meegekomen, die heeft hier voor een gigantische bijensterfte gezorgd. Heel veel imkers gebruiken nu gif om de parasiet en bijkomende ziektes te bestrijden, dat doen wij niet. Een volk dat hier niet tegen kan, is gedoemd uit te sterven. Wij hopen een natuurlijke evenwicht op te bouwen, en selecteren dus koninginnen die goed met deze nieuwe mijt en ziektes om kan gaan..” Fulco houdt de bijen goed in de gaten. Dat ze bijvoorbeeld niet gaan zwermen, de natuurlijke bevalling van een nieuw bijenvolk. Dan vliegen ze uit en gaan ze ergens bij een boom of schoorsteen hangen op zoek naar een nieuwe plek om te nestelen. “Bij zwermneigingen verplaats ik de koningin voorzichtig naar een nieuwe, lege kast met een deel van haar volk, zodat ze het gevoel hebben te hebben gezwermd.” En het belangrijkste volgens de stadsimker: “Je moet vooral je zintuigen gebruiken. Ik let op de geur van de imme. Een gezond volk ruikt naar bloemen, hars en was.Als het anders ruikt is er vaak iets aan de hand, de bijen zijn gestrestst door bijvoorbeeld ziekte. En aan de bewegingen kun je goed de dynamiek aflezen: zijn ze rustig of onrustig. Als ik de koningin eruit haal, hoor ik veel hoger gezoem, dan is er paniek, je hoort het volk letterlijk huilen. Op een mooie zonnige dag met voldoende eten – en een koningin in topconditie – dan hoor je alleen maar heel rustig gezoem.” Imkeren is dus veel meer dan alleen kennis van het vak, het is ook vertrouwen op je intuïtie.
Gebruik het dak als bijenverblijf!
Een groot dilemma in de imkerwereld is dat mensen geen plek hebben om bijen te houden. Fulco heeft daar wel een oplossing voor: “Ik zou het fantastisch vinden als er op het dak meer ruimte komt voor de bij. Niemand heeft er last van en voor de bijen is het een prima plek!” Naast op het dak houdt Fulco ook nog bijenkasten bij Brouwerij Troost in de Pijp, waar ze honingbier (Honingblond) van maken. Van zijn eigen bijen vult hij ook nog wat potjes honing. Vorig jaar leverden zijn volkeren zo’n 70 kilo, wat naar een goed doel ging. Én, hij maakt zelf ook honingwijn, mede, ’s werelds oudste alcoholische drank. Een mooie bijvangst!
Help zelf de bij een handje door inheemse bloemen te zaaien of te planten óf een bijenhotel aan te schaffen. Heb je nog BIJzondere vragen of opmerkingen naar aanleiding van dit artikel? Stuur ons een mailtje naar info@rooftoprevolution.nl
Foto’s: Daan Hartog, Rooftop Revolution